Het tentoonstellingsproject Middle Gate II Het verhaal van Dimpna is een samenwerking tussen het M HKA, Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen, en cultuurcentrum de Werft in Geel. Middle Gate II is het vervolg op de tentoonstelling Middle Gate van Jan Hoet in Geel in 2013. Het concept van de tentoonstelling is nauw verweven met de legende van de heilige Dimpna, de patrones van de bezetenen en geesteszieken, en de beschermheilige tegen epilepsie en krankzinnigheid. De legende van Dimpna is sterk verbonden met de identiteit van de stad Geel, “de barmhartige stede”.

Rebecca Horn

°1944
Geboren in Michelstadt, DE
Leeft in Berlin, DE
Leeft in Paris, FR

De Duitse kunstenares en cineaste Rebecca Horn (°1944) studeert schilder- en beeldhouwkunst aan de academie in Hamburg. Na haar studies verblijft ze in Barcelona, waar ze door een longaandoening voor lange tijd opgenomen moet worden in een sanatorium. Daar vervaardigt ze even eenvoudige als bizarre objecten die ze “body extensions” noemt: geërotiseerde prothesen in zachte materialen die door Horn en haar collega-kunstenaars gedragen worden tijdens performances. De kunstenares leidt een avontuurlijk en nomadisch bestaan dat haar afwisselend naar Parijs, Londen, New York en Berlijn voert.

Vanaf eind jaren zeventig duiken in haar oeuvre meer mechanische apparaten en allerlei bevreemdende machines op, en worden de verwijzingen naar occulte rituelen gestoffeerd met maskers, veren, vleugels en prothesen. Haar theatraal-poëtische verbeelding schept een wonderlijke droomwereld vol emotionele fragiliteit en verlangen naar transformatie.

Eind jaren zeventig leidt deze voortdurende spanning tussen performativiteit en representatie tot de productie aan van een eerste langspeelfilm, Der Eintänzer − er volgen er nadien nog vier − waarin de kunstenares tal van sculpturen en choreografieën verwerkt uit haar beeldend oeuvre. Het zijn bizarre verhalen, vol onverwachte, surrealistisch getinte wendingen. In deze films krijgen haar objecten een steeds grotere zelfstandigheid, ze treden als acteurs op naast de levende personages: hamers kloppen uit zichzelf, lege schommels schommelen heen en weer, veren bewegen tot ze met een onverwacht kracht en gewelddadigheid tot stilstand komen. Levenloze objecten krijgen een menselijke bezieling en mensen worden monsterachtige machines. De gemechaniseerde sculpturen worden beelden van menselijke kwetsbaarheid, onmacht, agressie of verlangen. Omgekeerd verliezen de personages in de films hun intuïtieve en individuele vermogens en gaan in hun geobsedeerd gedrag op machines lijken. Bovenal evoceren deze films haar mentale obsessie voor het onvolmaakte lichaam en de bezwerende rites om hiermee om te gaan.