Els Dietvorst
After a series of meetings with “ACM”, a homeless person living in Brussels, Els Dietvorst wrote the monologue Ik ga naar mijn kippen (I’m going to my chickens) three years ago, for Dirk Roofthooft. The text is a continuation of the documentary trilogy she made about the life of this philosopher-wanderer and his struggle for a decent life. When Dietvorst worked on one of her Skull sculptures for the Moscow Biennale two years later, her brother was dying. This experience led her to write a monologue: Driftwood. Driftwood is a monologue for Aurelie di Marino that premiered at Kaaitheatre in Brussels, in 2019.
DRIJFHOUT
Ik ben dood.
Ik ben stijf.
Ik heb het kou.
Ik heb altijd iets gehad met de dood.
Op mijn tiende kreeg ik mijn eerste dier.
Een hamster. Het stierf een jaar later.
De dag ervoor draaide het nog vrolijk rond in het rad,
‘S ochtends lag het op zijn rug, pootjes naar boven.
Mijn moeder gooide het in het WC.
Ik weet sindsdien dat daar de waarheid zit:
In het zwarte gat van het WC.
Wat heb ik eigenlijk verkeerd gedaan?
Ik heb mijn prioriteiten.
Ik respecteer mijn medemensen.
Ik heb nooit iemand pijn gedaan.
Soms wel.
Als de vernedering
Te groot was
Ik heb soms een hand omgedraaid
of
Slangenkneep.
of
Knokelslag.
Niets te erg, toch.
Ik geef toe, soms ben ik bang.
Het witte doek gaapt me aan.
En ik wil niet tweederangs zijn.
Je moet alert blijven
Jezelf in de kaak knijpen
Je moet acrobatisch op en neer vliegen
als je niet waakzaam bent,
kun je uiteindelijk het verkeerde leven kiezen voor jezelf.
Je moet opeten
voordat je zelf gegeten wordt.
Zo werkt HET.
HET neemt bezit van je
HET zit als een luis op je huid
Doet je geloven dat je vanalles nodig hebt om te bestaan.
Waar is mijn broer?
Ik hoop dat ik ben doodgegaan
door een omgevallen boom.
Of gewoon per ongeluk
In een plotselinge vervaging
Ik haat het idee dat het een apparaat zou geweest zijn.
een auto of een mixer of een cirkelzaag.
Dat maakt teveel geluid.
Ik ben ne kunstenaar,
een kleine kunstenaar
Maar ik ga ooit groot worden,
Een Estate met mijn naam.
Ik schilder elke dag.
Op de zolderkamer.
Ik draag soms dezelfde kleren voor weken
Eet korsten droog brood
Drink enkel lauwe melk
En dan
Rood
Groen
Blauw
Rood
Elk doek is een groots kunstwerk,
Uniek, nog nooit door iemand gemaakt
Ik ben begeesterd.
Ik wil het aan niemand laten zien
Dit gaat geschiedenis maken
Ik geloof in mijn eigen grootsheid
Dit geef ik niet meer weg
Ze zeggen:
Je moet het laten zien,
je moet het verkopen,
je moet het aan onze muren hangen.
Maar ik word zenuwachtig van zoveel verwachtingen
Dan moet ik lopen naar het toilet van al die opwinding.
Korsten brood en melk vermengd in een lauwe geur van pis.
Ik ruik mijn eigen angst.
Ik doe mijn beste pak aan
De avonden zijn vol goud en glitter
En..
Alles is ijdelheid, eigenlijk gewoon?
Zo gaat het elke keer
Iedere keer begin ik opnieuw
Maakt iets anders
Geloof in grootsheid
Maar ik weet dat het op een dag gedaan ga zijn
De zaal loopt leeg
Ik zie het aan hun gezichten
Ze zeggen het is slecht
het is niet van deze tijd,
het past niet meer aan de muren.
Ben ik een meester of ben ik een onderdaan
Eet ik of word ik gegeten
Is het masturbatie of is het meditatie
Ben ik een monnik of ben ik een muilezel
Waar is mijn broer?
Ik storm naar de zolderkamer
Ik kwak Rood Blauw Groen tegen het doek
Druk mijn hand erin
Bruin, donkerbruin
Het doek gaapt naar mij als een bruin donker gat
Ik kap alle verf op de grond
bruin
Ik smeer het smeersel over mijn gezicht
en rol erin met mijn hele lijf
bruin
Dan vraag ik mij af
Waar ben ik eigenlijk mee bezig,
wat heeft het eigenlijk voor zin,
Op een gegeven moment verdwijnt alles. Ik ook. Gij ook.
Ik ga opnieuw beginnen. Ik ga HET anders doen.
Ik ga het dus anders doen!
Ik doe een blauw pak aan
Ik ga iets groots binnen als een kerk maar zonder geloof.
ik werk, ik klop nagels in muren.
Ik wil iets veranderen, ik wil delen ik wil smeren
Ik smeer leem op een groot beeld,
dat lijkt op een menselijke schedel.
Ik ben nu een dienaar van de kunst
Work from 9 to 5, doe de deur achter me dicht
Ik heb er goesting in.
Ik klim op ladders.
‘k hang aan touwen.
Mijn broer hangt aan een machien
met plastieken tubes
Hij zegt
Steek je armen uit
draai ze om leg ze op die van mij
vergeet de zwaluwen niet
Ik zie ze vliegen maar kan er niet bij
Ik werk verder ik smeer meer leem
Er is een man, een lange man
Hij steekt het vuur aan,
Hij deelt zijn eten, schenkt thee in
Hij fluistert raadsels:
water licht en warmte zijn de drijvende kracht achter de ontluiking
sacramentele gebaren geven belofte aan het dagelijkse
sacramentele gebaren geven belofte aan het dagelijkse
Mijn broer kan niet meer eten,
Kan niet meer drinken
wat verlang je eigenlijhk het meeste vraag ik hem
Hij zei: een glas water, een glas water, ik zou een moord voor doen voor een glas water.
We smeren meer leem.
Het beeld wordt groter, het groeit.
Een jonge vrouw kijkt naar mij
ze strekt haar armen uit
draait haar handen om
toont ze
draait ze weer om
en ze zegt ik ben de echo zegt ze
Ik kom uit een land
waar ze je lijf in stukken hakken als je de waarheid spreekt.
Ze gooiden mijn kind uit het raam
Ik wou niet vluchten
Ik maakte me lelijk,
smeerde me in met stront
wandelde voor twee weken
met mijn koe in het bos
We moeten stil zijn om te horen wat de lange man zegt, hij fluistert
hij heeft een zwaluw in zijn hand
Hij wijst terwijl hij spreekt
De nagels hebben elvenkoppen, de schuilplaats is de schedel,
De tanden zijn van drijfhout.
Mijn broer zegt:
Ga en vindt de waarheid
In samenwerken zit de mogelijkheid tot dromen
Ik wordt ongemakkelijk, ik loop naar het toilet
(Ik roep: )
mijn broer gaat dood!
mijn broer gaat dood!
Op de weg naar beneden naar het toilet, naar beneden bots ik tegen een man,
hij gloeit, hij zegt: ik ben de vergetene
ik kom uit een land
waar het vergif uit pijpen sijpelt
ik heb mensen met gaten in hun lijf gezien,
honden werden wolven,
katten aten hun eigen kittens,
ik ben leeg, heb geen ambities noch verlangens.
Wie ben jij?
Zijn adem stinkt, de geur van sterfte.
Ik wil hem passeren wil dringend naar het toilet
Maar ik geraak er niet door
ik roep ik kom uit het beloofde land,
ik ben niemand en iedereen.
Ik smeer meer leem op het beeld.
De echo doet mee, de schaduw doet mee,
de vergetene doet mee
Soms raken onze handen elkaar, warmte
Hij fluistert in mijn oor:
elke mens leeft in stille wanhoop.
Wat doe ik hier
ik wordt er wat ongemakkelijk van
Ik kan het niet aanzien
de schedel en mijn doodgaande broer.
De echo komt naar mij,
raakt mijn arm aan,
ik voel de warmte
ik heb dezelfde moedervlek als jij, zegt ze
Ze streelt mijn wang
Ik schrik, hoe weet zij dat, ik loop naar het toilet
Trek mijn kleren uit, bestudeer mijn lijf en zie op mijn rechterbeen nog een vlek
Mijn broer zei: het licht gaat uit.
Doodgaan is moeilijk
Ik strek mijn armen uit
Leg ze op de zijne
Voel de warmte
Ik zeg volhouden
Denk aan alle leuke dingen
Denk aan je sandalen, je vrienden.
Omarm je geliefden.
Hoe vol, hou vol.
Ben kapot eigenlijk
Ik zou willen slapen
Maar ik ben bang dat ik ga dromen van zwarte vliegen
Ik krijg soms die dromen
Van die vliegen, die vliegen
Ze zitten op alles en iedereen
Zoemen, dringen langs alle gaten binnen
in neus, in oren,in mijn mond
Ik weet:
dit is het einde
De laatste keer stond de vergetene voor mij
Hij orakelde
De geschiedenis van de rampen is nu begonnen!!!
De aarde opent zich als een spinneweb
Dieren lopen naar hun hollen
witte massa, vuur.
de zee wordt zwart, rivieren worden zee-en.
Mest en dood, zwarte massa, schedel van mens en dier
Ik loop naar het toilet weg,
ik riek de geur van gerstesap, pis en kwijl,
Overal zijn mensen hangend liggend staand
Vliegen in hun neus, in hun ogen, in hun mond
Ik hoor hulpeloze dieren krijsen,
Ergens hoor ik een kind,
de wind beukt, kraaien kraaien.
het regent bakken water.
Waar is mijn broer?
Waar is mijn broer?
Zweet druipt van mijn gezicht.
Iemand tikt op mijn rug.
Kom, zegt de lange man
Ik neem je mee naar de catacomben van de mensheid
we cirkelen, we dalen
we dalen dieper en dieper onder het toilet,
onder de riolen
Warmte komt ons tegemoet
Ik hoor een stem:
Jongen, 17, overreden door een bus.
Man, onbekend, dood gevonden, bedekt onder een meter sneeuw.
1 meisje, 10 jaar; 1 vrouw, de moeder, gevangen onder een gekapseisde boot,
meisje verdronken, moeder stierf op weg naar het ziekenhuis.
Man, onbekend, geëlektrocuteerd toen hij op het dak van de goederentrein klom.
Jongen, 9 jaar, zijn lichaam gevonden drijvend in de zee.
Man, onbekend, zet zichzelf in brand.
3 vrouwen, onbekend, verdronken in de rivier.
5 kinderen, onbekend, verdronken toen de boot zonk.
Vrouw, onbekend, gestorven aan onderkoeling.
Man, onbekend, sprong uit het raam toen er brand uitbrak
Vrouw, onbekend, doodgevroren.
Jongen, 6 maanden gewurgd door zijn wanhopige moeder.
We dalen dieper, de stem ebt weg en maakt plaats voor het geluid van wind.
Het hangt er vol tekeningen, portretten in bruine inkt
het zijn er honderden, duizenden,
en ik wil naar het toilet maar hou me in.
De lange man kijkt naar mij:
dit zijn de verlorenen, de onmondigen, de vergetenen.
Verpletterde zielen door de menselijke negligencie.
ook zij waren broer, zus, dochter, zoon, vader, moeder.
Tederheid is een altijd een antwoord.
Tederheid is een altijd een antwoord.
Ik volg hem naar een andere zaal
We doen onze schoenen uit.
Ik zie geborduurde tapijten met grote en kleine teksten op.
Ik kniel neer.
ik lees: ik wil een beetje menselijkheid, help me
ik heb het koud help me,
ik wil geliefd worden help me,
ik heb angst, help me
ik ben eenzaam, help me
ik ben zwak, help me
Hij zegt dit is het menselijk plasma,
het komt op in de menselijke geest
maar men vergeet het weer,
men wist het uit
En dan is is er ineens licht
Een grote bol licht vult de kamer
Een kleine zwaluw vliegt binnen
Ik kijk naar de tekst onder mijn voeten:
Ik zoek de waarheid, help me
De lange man kijkt in mijn ogen:
ik heb al mijn bruggen verbrand
om zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen
en na jaren van zoeken merk je dat al wat je kan verdragen
de waarheid is en niks anders dan de waarheid.
mijn broer die zei:
ze hebben alle menselijkheid van me afgenomen
mijn sandalen, mijn telefoon, mijn onderhemd
ik brand kaarsen voor hem,
Laat los, ontdoe je van je lijf, laat u gaan, laat los
Misschien kom je terug als de wind, een zwaluw, een tak,
Als een vruchtbare grond voor je geliefden.
‘s Nachts droom ik van hem, hij is niet ziek meer, hij ziet er goed uit
hij heeft een nachtelijke lichtheid, als vlokken sneeuw
Hij lacht, hij heeft zijn sandalen, zijn onderhemd, zijn telefoon
hij zegt ik ben dood, ik ben hier maar 1 uur dan moet ik terug,
hij lacht grote lachen, zet grote stappen
Hij strekt zijn lange armen voor zich uit en vraagt mij hetzelfde te doen
Hij legt zijn onderarm op de mijne
Ik voel de warmte
Hij gaat rond hij knuffelt zijn geliefden
Hij roept: steek het vuur aan, steek alle vuren aan
Ik vraag: hoe is het daar?
En hij zegt …stralend
het is er alles en ik ben er niets.
En dan is hij weg.
--------------------------
We smeren
we fluisteren
we zweren
we weten
De dieren wisten het al
de dieren hebben het altijd geweten
een kat loopt weg als ze gaat sterven
kippen baden in asse
kraaien krijsen tokens
egels begraven zich met mest
om het water uit hun botten te trekken
alle handen
alle handen gaan dezelfde weg
de schedel komt lichtjes van de grond
De geur van gebrand vurenhout
ROOD GROEN BLAUW.
ROOD GROEN BLAUW.
ROOD GROEN BLAUW.
Wordt wit.
De zon is de maan
de maan is de zon
Vuur
AARDE LUCHT WATER EN VUUR
AARDE LUCHT WATER EN VUUR
Zwaluwen vliegen op en neer,
honden blaffen, ezels strooien goud, zwijnen spuwen parels
Ik ren ik ren ik ren
Want om aan te komen
om aan te komen waar je wil zijn
om te komen waar je nog niet zijt
moet je langs hier
alles stroomt
alles is in beweging
alles is 1
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Memento mori
Ik wil naar huis.
Ik wil naar huis.