Guy Mees
Nieuwe Vlaamse School, 1961
Nieuwe Vlaamse School
- erkent in zichzelf DEZE vlaamse traditie, dat het universele van de moderniteit in de eigen aard, d.i. de vlaamse, vervat ligt;
- is zich bewust dat onze oudere vlaamse schildersscholen hun eigen aard door vergelijking met de buitenlandse, d.w.z. andere schilderscholen, vonden en opdrongen;
- is de overtuiging toegedaan dat de autentieke schilderkunst in wezen nooit formeel of modieus is geweest, maar uiteraard alleen essentiël, waardoor zij verstaat de essentie niet te verwarren met de tijdelijke mededeling der vroegere meesters;
- zij erkent derhalve alleen de OVERSCHRIJDENDE instelling van het individu als bepalend voor het avant-gardisme;
- zij keert zich af van de in België en in het buitenland opgeldmakende opvatting als zou er een “Belgische” schilderschool bestaan, een opvatting die een contradictio in terminis insluit;
- vermits Belgisch niet met het Vlaamse autochtone samenvalt – en die zich wil staande houden door een kultus van formalismen.
- zij wenst in de zin van HAAR BEGINSELEN effektief tegen deze laatste opvatting te handelen, door zich openlijk af te scheiden en zich als de “nieuwe vlaamse school” te bekennen.
MARK CLAUS JEF KERSTING ENG. VAN ANDERLECHT
HERMAN DENKENS NIC KLERKS GUY VANDENBRANDE
JAN DRIES GUY MEES WIM VAN DE VELDE
VIC GENTILS JEF VERHEYEN
Ligt de universaliteit in de traditie?
Is het niet juist door het feit dat hij zijn aard bepaalt dat de mens eerbied voor de dingen krijgt, en aldus de kennis verwerft, of het bewustzijn, dat alle dingen de delen zijn die de samenleving, kosmos of eenheid vormen? Is zelfbewust worden niet het verschil tussen het ik en het andere opmerken?
Als men het eigenaard-ige van zichzelf kent weet men dat het iets is dat de anderen niet bepaald hebben, en dat al wat de anderen bezitten dat is wat men zelf niet heeft. Hieruit vloeit voort dat men eerst het andere moet kennen om de eigen aard te herkennen. De vlaamse traditie kan men slechts herkennen wanneer men de andere tradities aanneemt, vermits het aannemen het begin der kennis is.
Als men het ene ziet, ziet men automatisch het andere, en als men het andere aanneemt neemt men het ene aan. Hier is van keuze geen sprake: ofwel eerbiedigt en ziet men het andere en wordt men bewust, of men ziet niets anders waardoor men niet bestaat.
Het is gemakkelijk te zeggen dat men in België internationaal wil worden of universeel wil erkend zijn, maar het is zeker dat hij, die bij geen enkele traditie wil aansluiten, tot niets zal behoren, daar hij geen bepaling zal geven en aldus de anderen hem aan niets bepaald zullen herkennen.
Was het de schuld van Van Eyck, Memling, Metsijs, Bosch, Dirc Bouts e.a. dat zij vlaams waren en schilderden? Als Rik Wouters, Ensor, Brusselmans, van den Berghe, Permeke, door dat zij vlaams voelden, bij hun traditie aansloten, kan men hen dat nog minder verwijten.
Als nu de Belgische officiële instanties die Vlaamse schilderkunst als Belgisch willen tonen wordt dit even moeilijk als appelen voor citroenen verkopen.
Vermits wij nooit voor de Belgische staat als autonoom zullen aangenomen worden zal geen Vlaams schilder een kans krijgen om zich officieel als aanhanger of voortzetter der Vlaamse traditie te manifesteren. Nooit zal men in België schilders, die bewust tot de Vlaamse traditie behoren, kunnen propageren of verdedigen.
In wezen is pikturaliteit zonder grenzen, van het ogenblik dat de mens deze voorstelt wordt het een produkt van die mens plus zijn omgeving. Als iemand schilder is kan die niets anders dan een produkt van zijn gemeenschap zijn en zijn productie ook, een produktie die tot het progressiefste zal uitgroeien en tot de avantgarde moet behoren, vermits het nieuwe altijd uit het oude geboren wordt.
Drukkerij M. VAN HAVER, St. Niklaas
[French version t.b.c.]