Jacques Charlier
De autodidact Jacques Charlier bestudeert de kunstgeschiedenis, de kunstmarkt en de huidige clichés over de avant-garde al sinds het begin van zijn artistieke carrière nauwgezet. Door zichzelf vervolgens diverse artistieke technieken en stijlen toe te eigenen, tracht hij via zijn kunstpraktijk het ‘aura en de mythe van de kunst(markt)’ te verbrijzelen.
Voor Middle Gate Geel ’13 ging hij aan de slag met talrijke beelden, foto’s en objecten uit enerzijds zijn dagelijkse (private) omgeving en anderzijds uit de publieke sfeer. Deze materialen bracht hij onder in een ruimte: een grote ‘gebricoleerde mise-en-scène’.
Reeds in de vroege jaren zestig begon hij ‘mise-en-scènes’ te maken, meestal bestaande uit afgedankte objecten. Daarin betrok hij ook regelmatig foto’s die reageerden tegen zowel kunststromingen zoals de Pop Art en het Nouveau Realisme, als tegen de wegwerp- en consumptiemaatschappij. In de jaren tachtig volgde hij voornamelijk het spoor van de persiflage en de satire ten aanzien van de kunstwereld: oude en vergeten schilderijen signeerde hij bijvoorbeeld met handtekeningen van denkbeeldige kunstenaars; biografieën van kunstenaars analyseerde hij nauwkeurig en soms schreef hij zelfs kunstkritieken die hij vervolgens ondertekende met namen van alweer denkbeeldige kunstcritici. Door zijn typische ensceneringen van vrouwen (zowel op foto en schilderij) en zijn satirische kijk op de wereld wordt Charlier ook wel eens in verband gebracht met de kunstenaar Félicien Rops, ook wel eens de ‘grote duivelse kunstenaar uit de 19e eeuw’ genoemd.