Jan Cox
De werken van Cox in de jaren zeventig worden gekarakteriseerd door uitputtende reflecties over leven en werk. In de pijnlijke en dramatische schoonheid van de cyclus Ilias verwerkt Cox zijn ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog. Daarin staat het kwade, het gewelddadige en de wraakgedachte centraal. In 1976 start hij hiertegenover een complementaire reeks schilderijen waarvoor hij inspiratie vond in Mozarts maçonnieke opera de Toverfluit. Maar na de uitputtingsslag van de Ilias kon hij dit opzet niet voltooien.
In de herfst 1976 onderneemt hij reizen naar Chartres en Arizona die op hem een overweldigende indruk zullen nalaten. In zijn dagboeknotities beschrijft Cox hoe hij naar aanleiding van deze twee monumenten een ‘wedergeboorte’ onderging: “Ik verbond mijn ‘awe’ voor de Grand Canyon meteen met mijn belevenis in Chartres. Het effect was nog overweldigender en ik dacht met begrip aan de mensen die in God geloven en op hun knieën zouden vallen – maar het ontroerde mij in tegengestelde zin – wat ook de mens zich van God kan voorstellen, het is ten enenmale ontoereikend; de mens kent schoonheid maar de natuur trekt zich daar niets van aan. De openbaring van het absolute toeval, zonder reden noch doel, werd mijn allesomvattende ervaring. Mijn eenzame tocht van twee dagen en twee nachten door de woestijnen van New Mexico en Arizona voltooiden deze onvergetelijke belevenis. Het was een andere Jan Cox die hieruit herrees. Een gelouterde?... may be.”* (Jan Cox, Dagboeknotities, De Tafelronde, jrg. XXIV/2-3, 1981, p.11)
Het schilderij Petrified Wood, waarin we versteend hout en fossielen herkennen, is zo’n typisch voorbeeld waar Cox op rake wijze een suggestieve beeldimpressie van het natuurwonder weet te schetsen.