Jan Cox
In 1979 reist Jan Cox naar Israël en komt er in contact met de Arabische cultuur. Hij houdt er een dagboek bij waarin hij zijn indrukken en bedenkingen noteert en schrijft er ook enkele brieven naar onder meer Adriaan Raemdonck; “…het is Israël maar een Arabische wereld. De moskeeën domineren de Klaagmuur, […] men voelt zeer goed dat de joodse wereld kunstmatig op de Arabische is ingeplant. Het land is Arabisch, door de joden forceful gemodelleerd. Het blijft door de joden bezet Arabisch land, 2000 jaar is teveel.”
Jan Cox confronteert er zijn jood-christelijke achtergrond met de Arabische maatschappij en refereert in de sculptuur Golgotha aan de Calvarieberg waar Christus werd gekruisigd. Verder noteert hij: “… het is afscheid nemen van een wereld (de christene) geworden, onvoorzien. Revelatie Arabische wereld. Mijn Golgotha en het fetisjisme, […] met het toeval van bijna niets begonnen en vanzelf het ene symbool (fetisj) na het andere gevonden tot het volledig leek. Maar het moest menselijk geïndividualiseerd worden in Christus.”
Deze reis heeft Jan Cox verlamd met een doorgedreven angst voor een heroplevend fascisme of totalitarisme. Een angst of ‘druk van de realiteit’ waartegen hij niet was opgewassen. In de nacht van 7 op 8 oktober maakte Jan Cox een einde aan zijn leven.