ORLAN
ORLAN vatte haar optredens op als iets dat steeds verder kon worden voortgezet. Een van de instrumenten hiervoor is een meetlat gebaseerd op de lengte van haar lichaam.
ORLAN maakt van maten opnieuw ‘in zekere mate’. Doordat ze ze ongeremd concretiseert, krijgen maten opnieuw de nederigheid die hen werkzaam maakten, toen ze nog onderarm of voet waren en het ging om stoffen op rollen of grond waarop iets kon groeien. Ze maakt de maat niet enkel terug concreet, zoals ook andere kunstenaars dit hebben gedaan, ze eigent zich hem tegelijkertijd toe. Daardoor kan ze aan de slag. Ze kiest niet voor het protest of de aanklacht, ze reflecteert en handelt. Haar meten is een tegenmeten dat de relationele spanning scherpstelt die altijd impliciet aanwezig is in het meten als een breuklijn tussen twee werkelijkheden. Doordat zij zichzelf tot regel uitroept (de ORLAN-CORPS), kan ze dat ene gaan meten wat anders nooit gemeten wordt – omdat het normaal aan de metende kant van de breuklijn ligt –, de macht. Ze kritiseert die niet zozeer als dat ze haar in een ondergeschikte verhouding brengt, ze objectiveert de koning doordat zijzelf de actor wordt. Ze meet zich niet aan de instelling, ze meet de instelling aan zichzelf en herleidt haar daardoor tot een bepaald niet indrukwekkend getal 41 voor het ICC, 74 voor het M HKA. Meten voert schaal in en daarmee ook afwijking daarvan, maar meer nog een spanning en de mogelijkheid van verhouding.