Philippe Van Snick
J. Beuys en M. Broodthaers, 1986
Het werk bestaat uit een serie van 10 monochromen, die ingekaderd zijn in houten lijsten. Van Snick gebruikt sinds 1980 systematisch primaire [rood, geel en blauw] en secundaire [oranje, groen, violet] kleuren samen met de niet-kleuren zwart en wit en de metaalkleuren goud en zilver. Op de uiteinden van deze serie plaatst hij als aandachtspunten zwart-wit foto’s van Joseph Beuys en Marcel Broodthaers. Hun gezichten zijn naar elkaar toe gericht. Van Snick plaatst zijn werk hier letterlijk tussen de twee kunstenaars in.
Beuys en Broodthaers worden algemeen erkend als twee van de voornaamste kunstenaars uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Ze worden bovendien beschouwd als twee [tegen]polen in de geschiedenis van de hedendaagse kunst. Ze zijn precies tien jaar na elkaar overleden [Broodthaers in 1976, Beuys in 1986], een element dat past in de rationele denkwereld van Philippe Van Snick. Sinds de jaren zeventig is hij sterk gefascineerd door wat hij noemt de ‘tien elementen’, die onder meer bestaan uit tien hoofdkleuren en de tien cijfers [van 0 tot 9]. De portretten van Beuys en Broodthaers vormen een variatie op het thema van dag en nacht, dat samen met de kleuren en de tien elementen een vast principe vormt in het oeuvre van de kunstenaar.