Het tentoonstellingsproject Middle Gate II Het verhaal van Dimpna is een samenwerking tussen het M HKA, Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen, en cultuurcentrum de Werft in Geel. Middle Gate II is het vervolg op de tentoonstelling Middle Gate van Jan Hoet in Geel in 2013. Het concept van de tentoonstelling is nauw verweven met de legende van de heilige Dimpna, de patrones van de bezetenen en geesteszieken, en de beschermheilige tegen epilepsie en krankzinnigheid. De legende van Dimpna is sterk verbonden met de identiteit van de stad Geel, “de barmhartige stede”.

Jonathan Meese

°1970
Geboren in Tokyo, JP
Leeft in Berlijn, DE

Jonathan Meese is een in Japan geboren Duitse schilder, beeldhouwer en exuberant performer wiens installaties omschreven kunnen worden als gesamtkunstwerk. Meese studeerde onder andere bij Franz Erhard Walther, Martin Kippenberger en Daniel Richter. Het was Richter die hem zijn eerste tentoonstelling bezorgde. In Duitsland vinden ze hem de opvolger van Georg Baselitz en Markus Lüpertz.

Meese maakt gigantische installaties, vaak dolle explosies van schilderijen, beeldhouwwerk, speelgoed, video’s die dienst doen als scenografie voor zijn performances waarin hij de rol opneemt van Meesias, dictator, soldaat, Dr. No en Humty Dumpty, geïnspireerd op bekende figuren zoals Adolf Hitler, Wagner, Roodkapje of Klaus Kinski. De intensiteit van zijn provocaties in combinatie met de referenties naar bijvoorbeeld Lolita, Freud, Barbarella of Scarlett Johansson geeft het geheel een karakter van een geest- of duiveluitdrijving. Dat laatste is precies wat Meese voor ogen heeft wanneer hij bijvoorbeeld de Meese-groet doet, zijn versie van de Hitlergroet, waarvoor hij gerechtelijk vervolgd werd ten tijde van zijn performance op Megalomania in the Art World in Kassel en waarvoor hij nog datzelfde jaar werd vrijgesproken.

Volgens Meese duurt zijn neiging tot provocatie welgeteld enkele seconden en viseert hij meestal zichzelf en zijn eigen ingebakken ontzag, gêne of zelfs angst (in het geval van de Meese-groet) voor (her)gebruik van bepaalde cultuurelementen. Als de kunst hem roept dan wil Meese vrij kunnen spelen, als een kind dat niet in de hoek wilt worden gezet door de stijve hark der fundamentele principes.

Op zijn tweeëntwintigste zag Meese er nog steeds uit als een veertienjarige. Zijn omgeving maakte zich zorgen over wat er in hemelsnaam van die jongen moest worden. Als kind zonderde hij zich al af en deed dit doorgaans uit eigen beweging of op aangeven van anderen. Het kind vond een eigen woordenschat uit met bijhorende grimassen en keelgeluiden, alsof het zei: “Dag en bedankt, ik ben hier weg. Ik overleef wel in een andere wereld. Nog een prettige dag verder.”

Meese pleit voor een dictatuur van de kunst waarin politiek, ideologie en de kunst zelf een spel wordt om ons te ontdoen van taboes en iedere mogelijke machtsaanname waarvoor er in de werkelijkheid doden vallen. Kunst heeft in de geschiedenis altijd alles overleefd. Kunst refereert enkel naar zichzelf, volgens Meese. Het kan de mens bevrijden zoals het spel van een kind doet. Kunst vernietigt de realiteit van ideologie.

“Zonder maskers zijn we totaal hulpeloos en weerloos in de omgang met de werkelijkheid en zouden we slaven zijn van ons beperkte ego, we zouden slechts ‘Mitläufer’ zijn. Zonder maskers zou de werkelijkheid, dat wil zeggen de ideologie, al onze macht wegzuigen en ons veranderen in gehersenspoelde volgelingen van het kwaad en de verschrikking. Maskers zijn onze bescherming en ons potentieel om de werkelijkheid te overwinnen...”

Dezelfde intensiteit vind je terug in zijn schilderijen. Het lijken figuratieve variaties op action painting, waarin Meese zijn energie overbrengt alsof hij de verf met zijn handen op het doek heeft gekneed of zoals een samoerai één is met zijn penseel of tube verf. De impulsiviteit van Meese spreekt uit zijn schilderijen, infantiliteit in de vrijgevochten betekenis van het woord. Het kind laat alles los en versmelt met het huidige moment dat Meese de natuurlijke autoriteit van kunst noemt.

De balans in kleur en compositie, samen met de vaak humoristische tekstverwijzingen, symbolen en afbeeldingen van zichzelf, doen een liefdevollere inborst vermoeden. Zijn moeder is daarbij altijd al zijn ‘sparringpartner’ geweest. Vanuit haar natuurlijke autoriteit spoort ze hem aan verder te dromen en tegelijk zorgt zij voor een kritische tegenwind. Het begon toen ze zag dat haar jongste rond zijn tweeëntwintigste vond wat hij in het leven wilde doen. Meese zegt daarover dat de kunst hem vond en niet persé omgekeerd. Sindsdien speelt hij het spel van het kind of de hofnar die, nadat hij hoog van de toren blaast over kunst, er niet veel later aan toevoegt dat kunst ook ‘Total Lasagna’ is. Tijdens zijn performances gedraagt het uitgebeelde personage zich vaak als een kluns, sukkel of onhandige pummel, een dictator die bij momenten niet weet wat gedaan en met zijn lange haren verstrikt geraakt tussen de onderdelen van zijn grotesk opgestapelde kunstwerken. Een gezaghebbende figuur die zich belachelijk maakt in een al even ontzagwekkend decor dat eigenlijk een losbandig kampement van een kind is. Die chaotische georganiseerde onschuld is vaak de ultieme provocatie der publieke opinie.

Het zelfportret loopt als een rode draad door zijn oeuvre. Net zoals de verschillende rollen betoont hij zich hier als een zeer begenadigde schilder, die zowel refereert naar de kunst en haar geschiedenis, als naar de destructieve strijd die hij aangaat met zijn eigen ego om het vaak pompeuze karakter van de kunstwereld een spiegel voor te houden. Hij toont hier het kind dat omgeven wordt door een lawaaierige wereld, een kind dat onafgebroken wil verder spelen te midden van immer aanzwellende accumulatie van trash dat het gemunt heeft op de kunst zelf en niet in het minst op haar vrijheid. Het kind kan niet anders dan verder spelen, volharden in de boosheid, los van alles wat kunst eigenlijk bestrijdt omwille van aannames over wat het zou moeten zijn. De taal, titels en citaten verschijnen her en der in zijn werk, geschilderd in vette lagen, als graffiti of op het canvas neergekwakte tekstballonnen. In zijn vroege werk dook er vaak een archaïsch Duits op. Satire was nooit ver weg. Het verwees naar waar het hem om te doen was.

“Kunst gaat over noodzaak, niet over de menselijke wil. De maatschappij is meer en meer gehersenspoeld en verwart zichzelf met kunst. Kunst ligt aan de basis van zowat alles wat de mens maakt en verwezenlijkt. Het is een chemische super-substantie. Iets dat tijdens de oerknal ontstaan is. Het is ouder dan de mensheid. Het was ervoor en het komt erna. Kunst heeft alle werelden geschapen. Wij leven in haar levende collage waaruit we nemen wat we nodig hebben.”

In interviews geeft Meese meermaals aan dat kunst alle dynastieën, culturen, oorlogen en ideologieën heeft overleefd. Ieder idee of vernieuwing in om het even welk veld, werd ook door kunst uitgelokt. Het kan alle perversies uit de realiteit vieren en neutraliseren in een gesamtkunstwerk. Het is vooral die bevrijding die Meese naar onze wereld wil brengen, een van het heden losgezongen creativiteit die als enige de toekomst goed lijkt aan te kunnen.

DE