Adolf Wölfli
Adolf Wölfli kende een moeilijke jeugd: hij werd geboren in een straatarm gezin, werkte sinds zijn achtste op een boerderij en op negenjarige leeftijd werd hij wees. Als jonge man werd hij enkele keren aangehouden wegens aanranding van de eerbaarheid. Hij was labiel en gewelddadig. Na enkele incidenten werd hij in 1895 permanent opgesloten in de inrichting Waldau. Het is in het psychiatrisch ziekenhuis dat Wölfli zijn indrukwekkend oeuvre ontstaat: hij tekent niet alleen, hij schrijft eveneens verhalen, poëzie en muziek. Van 1904 tot 1906 maakt hij maar liefst 800 tekeningen (Tönstucke) waarin hij figuren, woorden en lege notenbalken verwerkt. Daarna begint hij aan wat soms wel ‘het centrale deel van zijn oeuvre’ wordt genoemd: een ‘verhaal’ dat zowel autobiografische als fictieve elementen bevat. In totaal omvat dat ‘verhaal’ 45 gebonden boeken (meer dan 25 000 met de hand genummerde, gesigneerde en gedateerde pagina’s). Die teksten vult hij vervolgens nog aan met 1620 tekeningen en 1640 collages. Naarmate het oeuvre vordert, neemt de muziek steeds een grotere plaats in; het is het enige medium dat volgens Wölfli zijn bedoelde kosmos kan oproepen.