Jan Cox
De schilder en graficus Jan Cox (1919-1980) studeert geschiedenis en archeologie in Gent. In 1945 is hij een van de medeoprichters van de groep Jeune Peinture Belge die na de tweede wereldoorlog een hernieuwde basis voor de hedendaagse kunst legt via een abstract modernisme.
In 1956 verhuist Jan Cox naar Boston en wordt hij hoofd van de afdeling schilderkunst aan het Museum of Fine Arts in Boston. Na een artistieke omzwerving via Rome verhuist hij in 1976 terug naar Antwerpen, waar hij zich verder toelegt op zijn schilderkunst en grafiek. Samen met Fred Bervoets, Walter Goossens en Wilfried Pas vormt hij de spil van galerie De Zwarte Panter. Het werk van Jan Cox wordt in deze periode gekenmerkt door zorgvuldige composities met een magische, surreële sfeer, een gestuele capaciteit en een uitgesproken kleurenpalet dat refereert aan het werk van de Cobra-kunstenaars. Cox gaat echter beheerster te werk − geen spontaan fauvisme maar doordachte composities met verwijzingen naar ‘klassieke’ thema’s als geweld, wreedheid en kwetsbaarheid. In zijn laatste werk − dat de kern van het engagement van M HKA voor Cox uitmaakt − zoekt hij steeds nadrukkelijker naar een eigen omgang met de gruwel die mensen ervaren en elkaar aandoen, een obsessie voor hem sinds zijn ervaringen als jongere in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. In 1980 maakt de kunstenaar zelf een einde aan zijn leven.