Louise Bourgeois
De Frans-Amerikaanse beeldend kunstenares Louise Bourgeois (1911-2010) bouwt vanaf halfweg de jaren dertig een oeuvre uit dat pas in de jaren tachtig bij een breed internationaal publiek erkend en gewaardeerd raakt.
In het verlengde hiervan geldt ze als een boegbeeld van het feminisme – echter grotendeels ongewild. Die status overkomt haar omdat ze zich als kunstenares laat zien als een krachtige vrouwelijke persoonlijkheid die de moed heeft om niet de wereld of de anderen te willen veranderen, maar op zoek te gaan naar het vrouwelijke individu in zichzelf, om zo tot een existentieel besef van haar ware “ik” te komen. Deze introspectieve zoektocht drukt ze uit in haar beeldend werk − schilderijen, sculpturen, tekeningen − waarmee ze lang een ‘artist’s artist’ blijft, een door andere kunstenaars gewaardeerd kunstenaar die in het publieke beeld van kunst een outsider blijft.
In een symbolische beeldtaal richt ze zich op thema's als angst, verdriet, verlangen, vervreemding, opdringerige seksualiteit, onderdrukking en verlatenheid. Het zijn beladen begrippen die haar persoonlijke strijd bepalen, en waaraan steeds meer maatschappelijk gewicht wordt toegekend.
De kunstenares beweegt zich in de artistieke kringen met André Breton en Marcel Duchamp, ze geeft les aan de School of Visual Arts in New York, en richt zich met haar werk meer en meer op sculpturen en beeldhouwwerk. In 1992 wordt ze gevraagd om het Amerikaanse paviljoen vorm te geven op de biënnale van Venetië en neemt ze deel aan documenta 9 in Kassel. Hoewel we in haar tekeningen en abstracte sculpturen weerkerende interpretaties zien van handen, bustes, fallussen en gezichten, zijn haar bronzen sculpturen van monumentale hoogpotige spinnen allicht de meest tot de verbeelding sprekende beelden uit haar rijke oeuvre.